Herhalings- en contrôle oefeningen van werkwoorden (niveau 5 et 6ème année ), FRANS LEREN, VIVIENNE STRINGA

Herhalings- en contrôle oefeningen van WERKWOORDEN 
Niveau 5 et 6ème année.

Zet de werkwoorden (op -RE, -IR, -IRE, -ER) in de 3e persoon enkelvoud van :

1) le présent (tegenwoordige tijd)
2) l’imparfait de l’indicatif (onvoltooid verleden tijd)
3) le futur simple. (toekomende tijd)

OEFENING 1

Vervoeg de werkwoorden (op -RE ) die tussen haakjes staan in de présent (tegenwoordige tijd)

OEFENING 2

Zet de werkwoorden (op -ER) die tussen haakjes staan in de présent (tegenwoordige tijd), en herschrijf ze daarna in l’imparfait (onvoltooid verleden tijd).

OEFENING 3

Zet de volgende werkwoorden (op -ER: corriger, prononcer, ranger, interroger, commencer, nager, bercer) in de présent (tegenwoordige tijd) en in de imparfait (onvoltooid verleden tijd), van de 1e persoon enkelvoud (je) en de 1e persoon meervoud (nous).  Daarna de impératif (gebiedende wijs) in de 2e persoon enkelvoud (tu) en in de 2e persooon meervoud (vous).

OEFENING 4

Zet de volgende werkwoorden (op -ER en /IR): prier, supléer, recréer, remuer, haïr, jouer, étudier, saluer) :

in de 1e persoon enkelvoud en meervoud van de présent (tegenwoordige tijd) en de imparfait (onvoltooid verleden tijd),

en daarna in de 2e persoon enkelvoud en meervoud van de futur simple (toekomende tijd).

OEFENING 5

Zet de volgende werkwoorden in de 1e pers. enkelvoud en meervoud van de présent (tegenwoordige tijd) en de futur simple (toekomende tijd). In de derde rij moeten ze in de 2e pers. enkelvoud en meervoud van de impératif  (gebiedende wijs) gezet worden.

OEFENING 6

Zet de werkwoorden in de 2e persoon enkelvoud en meervoud van de présent (tegenwoordige tijd) en in de futur simple (toekomende tijd) en in de 1e persoon enkelvoud en meervoud van de subjonctif.

OEFENING 7

Zet de werkwoorden die tussen haakjes staan in de présent (tegenwoordige tijd).

Exemple : Elle les (entendre) ----------------------------- crier de loin.
Réponse : Elle les (entendre)--------- entend------------ crier de loin.

OEFENING Nº8

OEFENING Nº9

OEFENING Nº10

Zet de werkwoorden die tussen haakjes staan in de imparfait (onvoltooid verleden tijd). Let goed op wat het onderwerp is.

Exemple: Zoé (vouloir) ________________ apprendre à nager. Sa grand-mère l’(encourager)  _________________ grandement.
Réponse: Zoé voulait apprendre à nager. Sa grand-mère l’encourageait grandement.

OEFENING 11

Zet de werkwoorden die tussen haakjes staan in de juiste tijd en persoon die gevraagd wordt. Let goed op wat het onderwerp is.

OEFENING 12

Herhalings- en contrôle oefeningen van WERKWOORDEN