Impératif; gebiedende wijs in het Frans; vormen, voorbeelden en gebruik; Frans leren à la française; werkwoorden; grammatica; Vivienne Stringa

De gebiedende wijs van de Franse werkwoorden

Gebiedende wijs van de hulpwerkwoorden AVOIR / ÊTRE /  ALLER   

Gebiedende wijs van de regelmatige werkwoorden op  -ER   

Gebiedende wijs van de regelmatige werkwoorden op -IR   

Gebiedende wijs van de onregelmatige werkwoorden op -RE -OIR  -IR

 Gebiedende wijs van de wederkerende werkwoorden

Ontkennende vorm van de gebiedende wijs    

Gebiedende wijs met een persoonlijk voornaamwoord als bepaling (Lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp)

Er zijn drie persoonsvormen van de gebiedende wijs:  

Tu (jij; Ga, wees, doe etc.) Aan vrienden, familie, kinderen 

Nous (Wij; De Nous-vorm wordt vertaald met 'laten we...') Aansporing 

Vous (jullie/ U; gaat u toch, wees, doe etc.).Aan één persoon die een vreemde of onbekend is (kunnen ook jonger zijn dan de spreker), aan groepen mensen (meer dan twee), aan oudere mensen, aan vreemden

GEBIEDENDE WIJS VAN DE HULPWERKWOORDEN AVOIR - ÊTRE -   ALLER

 

TU

NOUS

VOUS

AVOIR

Aie confiance en moi (heb vertrouwen in me)

N'aie pas peur (heb geen angst/wees niet bang)

Ayons confiance en lui/elle (laten we vertrouwen in hem/haar hebben)

N'ayons pas peur de ça (Laten we daar niet bang voor zijn)

Ayez un peu de patience

N'ayez pas peur

ÊTRE

Sois prudent ! (wees voorzichtig!)

 Ne sois pas bête / naîf / naïve... (wees niet dom/naïef)

Soyons discrets ! (Laten we discreet zijn)

 

 Ne soyons pas dupes ...

Soyez originaux ...

 Ne soyez pas dupes ...

ALLER 

 Va à l'école

Va voir si ... (Ga eens kijken of...)

 Allons-y! (Laten we -er naartoe- gaan!)

Allons au cinéma ! (Laten we naar de film gaan!)

 Allez-y!

Allez parler avec Monsieur Le Brun

DE GEBIEDENDE WIJS VAN REGELMATIGE WERKWOORDEN UIT DE EERSTE GROEP (op -ER)

In de tegenwoordige tijd

1. Wordt de tweede persoon enkelvoud zonder S geschreven. De meervoudsvormen veranderen niet.

 2. Als er EN of Y bijkomt, dan krijgt de 2e persoon enkelvoud wel een -S VOOR DE UITSPRAAK.

L'indicatif: Tegenwoordige tijd, gewone uitgang ▼

▼ Impératif Gebiedende wijs : GEEN -s op het eind

Tu parles d'elle ?
Tu regardes tout ça ?
Tu écoutes ça ?
Tu répètes la phrase encore une fois.
Tu travailles trop peu.

Parle-moi d'elle Vertel me over haar
Regarde tout ça ! Kijk dat allemaal eens!
Écoute bien ... Luister...
Répète la phrase encore une fois. Zeg de zin nog een keer na.
Travaille un peu! Werk eens.

Let op: bij Y en EN wel een S, voor de uitspraak:

Parles-EN avec tes parents. (Praat erover met je ouders)

Manges-EN tous les jours.(Eet het elke dag)

Achètes-EN un bon morceau. (Koop er maar een flink stuk van)

Gardes-EN quelques-uns de côté, au cas où...

(Hou er een paar apart, voor het geval dat..)
Gardes-Y tout ça  [dans le frigo]. (Bewaar het er allemaal in (in dekoelkast))

Vas-y. Ga maar.

NOUS regardons ce programme

Regardons le documentaire (Laten we de documentaire gaan kijken)

Parlons (Laten we praten)

Écoutons (Laten we luisteren)

VOUS montez par l'ascenseur

Montez par l'escalier ! Neem de trap!

Parlez Spreek!

Écoutez Luister!

Répétez Zeg na!

Travaillez Werk!

DE GEBIEDENDE WIJS VAN DE REGELMATIGE WERKWOORDEN UIT DE TWEEDE GROEP

(op -IR )

finir | choisir | réfléchir | remplir | saisir | blanchir |salir |élargir ...

Présent de l'indicatif / Tegenwoordige tijd

Impératif / Gebiedende wijs

TU choisis des chaussures ?

CHOISIS les rouges Kies de rode.

Choisissons les plus petites Laten we de kleinste nemen.

Choisissez les plus grandes Kies de grootste

NOUS finissons dans cinq minutes

FINISSONS vite notre travail. Laten we ons werk afmaken.

Finis ton travail. Maak je werk af.

Finissez avant midi ! Maak het voor twaalf uur af!

VOUS réfléchissez avant de répondre

RÉFLÉCHISSEZ avant de parler! Denk na voor je gaat praten!

Réfléchis à ça. Denk daar eens over na.

Réfléchissons encore un peu. Laten we er nog even over nadenken.

DE GEBIEDENDE WIJS VAN DE ONREGELMATIGE WERKWOORDEN UIT DE 3E GROEP (op -RE / -IR / -OIR)

Présent de l'indicatif / Tegenwoordige tijd

Impératif / Gebiedende wijs

Onregelmatige werkwoorden op  -RE

PRENDRE [TU] prends quelque chose?

PRENDS un café

Prenons un thé

Prenez une bière

METTRE

Mets tout ça sur la table

 Mettons tout ça sur la table

Mettez ça sur la table

ÉCRIRE

Écris son adresse

Écrivons-lui  un message

Écrivez -moi un message

LIRE

Lis cet article

Lisons ce qu'il dit

Lisez ce livre. C'est très bien.

FAIRE

Fais ça tout de suite

Faisons-le immédiatement

Faites  tous ces exercices

DIRE

Dis ce que tu penses (Zeg wat je denkt)

Disons-le carrément (Laten we het ronduit zeggen)

Dites  ce que vous pensez (Zeg wat u denkt)

Onregelmatige werkwoorden op  -IR

 

PARTIR  [NOUS] partons dans cinq minutes

PARTONS tout de suite !

Pars avec lui !

Partez tout de suite

SORTIR

Sors par là

Sortons  tout de suite

Sortez  vite

VENIR

Viens me voir

Venons

Venez  à la maison

TENIR 

Tiens bon

Tenons encore un peu

Tenez le coup

Onregelmatige werkwoorden op  -OIR

 

VOIR

Vois

Voyons

Voyez

RECEVOIR

Reçois

Recevons

Recevez

VOULOIR in briefformules

Veuillez agréer, Monsieur / Madame, l'expression de mes cordiales salutations.
Veuillez ne pas tenir compte de notre lettre précédente

WEDERKERENDE WERKWOORDEN: de plaats van het PERSOONLIJK VOORNAAMWOORD bij de GEBIEDENDE WIJS:

Bij een wederkerend werkwoord staat ALTIJD het wederkerende persoonlijk voornaamwoord : il se lave (in het Nederlands: hij wast zich. ZICH is het wederkerend persoonljik voornaamwoord, in het Frans dus SE).

Bij een wederkerend werkwoord staat ALTIJD het wederkerende persoonlijk voornaamwoord :

Il se lave (in het Nederlands: hij wast zich. ZICH is het wederkerend persoonljik voornaamwoord, in het Frans dus SE).

Zie ook deWEDERKERENDE WERKWOORDEN

Bij de gebiedende wijs komt het persoonlijk voornaamwoord van de wederkerende werkwoorden NA het werkwoord en zij worden gescheiden door verbindingsstreepjes :

SE LEVER (opstaan) 

(tu te lèves)

 (nous nous levons)

(vous vous levez)

Lève-toi vite
Levons-nous
Levez-vous

S'ASSEOIR (gaan zitten)

Assieds-toi
Asseyons-nous
Asseyez-vous

SE RAPPELER (zich herinneren)

Rappelle-toi | Rappelle-le-moi
Rappelons-nous | Rappelez-vous-en
Rappelez-vous

SE MÉFIER (wantrouwen hebben)

Méfie-toi
Méfions-nous
Méfiez-vous

SE DEMANDER (zich afvragen)

Demande-toi pourquoi ça s'est passé comme ça!
Demandons-nous pourquoi nous avons eu ce problème !
Demandez-vous ce qui n'a pas marché !

De gebiedende wijs van WEDERKERENDE WERKWOORDEN in een ONTKENNING

Bij een ontkenning van de wederkerende werkwoorden komt het persoonlijk voornaamwoord VÓÓR het werkwoord:

SE LEVER / NE PAS SE LEVER (opstaan)

Ne te lève pas  (sta niet op)
Ne nous levons pas  (Laten we niet opstaan)
Ne vous levez pas(Staat u niet op)

S'ASSEOIR / NE PAS S'ASSEOIR (gaan zitten)

Ne t'assieds pas  (Ga niet zitten)
Ne nous asseyons pas (Laten weniet gaan zitten)
Ne vous asseyez pas (Gaat u niet zitten)

SE DEMANDER / NE PAS SE DEMANDER(zich afvragen)

Ne te demande pas pourquoi (vraag je niet af waarom)
Ne nous demandons plus qui a été le responsable du problème (Laten we ons niet meer afvragen wie...)
Ne vous demandez pas pourquoi (Vraagt u zich niet af waarom)

ONTKENNENDE GEBIEDENDE WIJS:

NE + WERKWOORD (beginnend met een medeklinker) + PAS ...

DIRE, BOUGER, SORTIR, FAIRE, RENTRER, PERDRE, MANQUER

N' + WERKWOORD (beginnend met een klinker of /H) + PAS ...

AVOIR, OUBLIER, ÉCRIRE. ÉCOUTER, ENTRER, ALLER

Ne lui dis rien (zeg maar niets tegen hem)
Ne bouge pas d'ici (blijf hier, ga niet weg van hier)
Ne sors pas par là (ga daar niet langs weg)
Ne fais pas l'imbécile (doe geen domme dingen)
Ne rentre pas trop tard (kom niet te laat thuis)
Ne perds pas ton temps (verdoe je tijd niet)
Ne manque pas cette opportunité (mis die gelegenheid niet )

N'aie pas peur de l'eau (wees niet bang voor het water)
N'écris pas  comme ça (schrijf niet op die manier)
N'entrons pas tout de suite (laten we niet nu gelijk naar huis gaan)
N'oublie pas les clés (vergeet je sleutels niet)
N'écoute pas ce qu'elle dit (luister niet naar wat ze zegt)
N'allez pas croire que c'est facile ! (denk niet dat het makkelijk is!)
N'attends pas qu'elle arrive à l'heure (verwacht niet dat ze op tijd komt)

GEBIEDENDE WIJS MET PERSOONLIJK VOORNAAMWOORDEN als LIJDEND VOORWERP EN MEEWERKEND VOORWERP

De persoonlijk voornaamwoorden komen na het werkwoord, gescheiden door verbindingsstreepjes

Lijdend voorwerp

Meewerkend voorwerp

Bepalingen met voorzetsels (À LA / AU / AUX / DANS / PAR / DE LA / DU / DES )

Envoyez ces lettres au plus vite.  Envoyez-les au plus vite.

Envoie-la-lui.

Envoyons-les-lui.

Envoyons-la-leur.

Jetez les papiers ici. Jetez-les ici.

Visitez la page web de notre établissement.
Visitez-la.

Envoyez le message à l'adresse suivante. Envoyez-le à l'adresse suivante.

Résumez l'article en quelques lignes.
Résumez-le en quelques lignes.

Dis-moi ce que tu penses.
Dis-le-moi.

Disons-la-leur.


Embrasse-moi, Écoute-moi

Écris à ta grand-mère.

Écris-lui.

N'écris pas à ta grand-mère.
Ne lui écris pas.

Achète du beurre.
Achètes-en un bon morceau.

Parle de ce problème avec tes parents.
Parles-en avec tes parents (de ça).

Mange de ça tous les jours.
Manges-en tous les jours (de ça)

Garde des euros de côté, au cas où.
Gardes-en quelques-uns de côté, au cas où...

Aidez vos amis. Aidez-les.
Ne les aidez pas.

Téléphonez immédiatement à vos amis. Téléphonez-leur immédiatement.

Ne mange pas de frites.
N'en mange pas.

Ne me parle pas de tes problèmes.
Ne m'en parle pas.

Rangez vos affaires. Rangez-les.

Envoie-la-lui.

Envoyons-les-lui.

Envoyons-la-leur.

Parlons de tes projets. Parlons-en.

Finis ton travail au plus vite.
Finis-le au plus vite.

Empêche ton ami de sauter de là haut.
Empêche-le de sauter du haut de l'Arche.

Dis à Jacques de se dépêcher.
Dis-lui de se dépêcher.

Allez dans un bon hôtel. Allez-y.

N'allez pas dans cet hotêl. N'y allez pas.

Passez par là, ça vaut le détour.
Passez-y, ça vaut le détour.

Ne pensons plus à ce problème.
N'y pensons plus.

Ne pensez pas aux vacances d'été.
N'y pense pas.

Pense à tout ça. Penses-y.

Pensez à tout ça. Pensez-y.

De gebiedende wijs van de Franse werkwoorden