Honoré de Balzac : VOORWOORD van La Comédie Humaine.(2)
En dus moest het werk dat gedaan moest worden drieledig zijn:
Mannen, vrouwen en dingen. Dat wil zeggen, de personen en de materiële weergave die zij van hun gedachten maken ; kortom, de mens en het leven.
Bij het lezen van de droge en afstandelijke nomenclaturen dat men geschiedenis noemt, heeft iedereen wellicht weleens gemerkt dat de schrijvers ervan, uit alle tijden, in Egypte, Perzië, Griekenland en in Rome, vergaten om ook de geschiedenis van de zeden erbij te vermelden. Het stuk van Pétrone over het privéleven van de Romeinen irriteert eerder dan dat het onze nieuwsgierigheid bevredigt. Abt Bartélemy had deze immense lacune opgemerkt en heeft zijn verdere leven opgeofferd om de Griekse zeden te beschrijven in Anarcharsis.
Maar hoe kun je een drama met drie- tot vierduizend personages die de Maatschappij vormen interessant maken? Hoe kun je tegelijkertijd de dichter, de filosoof en de massa behagen die poëzie en filosofie met mooie pakkende beelden willen zien ? Als ik het belang en de poëzie van deze geschiedenis vanuit het menselijke hart zou zien, dan zou ik niet weten hoe ik het uit zou kunnen voeren.
Want tot aan onze tijd toe hebben de beroemdste vertellers hun talent altijd alleen gebruikt om een of twee typische personages te scheppen om een bepaalde kant van het leven uit te beelden. Met deze gedachte las ik het werk van Walter Scott. Walter Scott, de moderne troubadour (een vinder), die in zijn tijd een gigantische allure afbeeldde in een onterecht genoemd tweederangs schrijfgenre. Is het serieus niet veel en veel moeilijker om de concurrentie aan te gaan met de Burgerlijke Stand met werken als Daphnis et Chloë, Roland, Amadis, Panurge, Don Quichotte, Manon Lescaut, Clarisse, Lovelace, Robinson Crusoë, Gilblas, Ossian, Julie d'Etanges, mon oncle Tobie, Werther, René, Corinne, Adolphe, Paul et Virginie, Jeanie Dean, Claverhouse, Ivanhoë, Manfred, Mignon, dan het op volgorde leggen van feiten die in bijna alle landen hetzelfde zijn, of om op zoek te gaan naar verouderde wetten, theorieën op te stellen die volkeren doen verdwalen, of zoals sommige metafysici, uit te gaan leggen wat het zijn is? Ten eerste kunnen die personages, die een langer en authentieker leven krijgen dan dat van de generaties waarin wij hen geboren laten worden, alleen leven op voorwaarde dat zij een beeld uit het hier en nu vertegenwoordigen. Ze worden midden in de ingewanden van hun eigen tijdperk geschapen en het hart van de hele menselijkheid klopt heftig onder hun omhulsel, en vaak genoeg zit er een hele filosofie achter. Walter Scott verhief de roman dus tot de filosofische geschiedeniswaarde, en maakte er een literatuur van die van eeuw tot eeuw onsterfelijke diamanten zette in de poëtische kroon van landen die de letteren koesteren. Hij legde er de oude tijdsgeest in, en smolt er drama, dialoog, portret, landschap en beschrijving samen. Hij introduceerde er het wonderbaarlijke en het echte in, twee elementen van de epiek, en hij speelde vrij met de poëzie door middel van herkenning van het meest nederige taalgebruik.
Maar, hij had niet aan een systeem gedacht, noch had hij een manier gevonden in het vuur van zijn werk of door de logica van zijn werk, om zijn verhalen aan elkaar te verbinden op zo’n manier dat het een compleet verhaal werd, waarvan elk hoofdstuk een roman werd, en elke roman een tijdperk. Toen ik dat gebrek aan verbinding ontdekte, die de Schot overigens niet minder groots maakt, zag ik tegelijkertijd het systeem om het uit te voeren, en de mogelijkheid om het uit te voeren. Hoewel ik wel verblind was door de verbazingwekkende vruchtbaarheid van Walter Scott, die altijd zichzelf blijft en altijd origineel, wanhoopte ik niet, want ik vond de reden van dit talent in de oneindige gevarieerdheid van het menselijke karakter. Het toeval is de grootste romanschrijver ter wereld : als je productief wilt zijn, dan hoe je die alleen maar te bestuderen. De Franse Maatschappij zou de geschiedschrijver gaan worden, ik was er alleen maar de secretaris van. Als ik de inventaris van de deugden en de zonden op zou maken, de voornaamste passies zou verzamelen, karakters neerzetten, de voornaamste gebeurtenissen uit de Maatschappij uitkiezen, uit verschillende homogene karaktertrekken de types samenstellen, dan zou het me misschien lukken om de door zoveel geschiedschrijvers vergeten geschiedenis te schrijven, en wel die van de zeden en gewoontes. Met veel geduld en moed zou ik het boek over het Frankrijk van de negentiende eeuw kunnen maken, dat boek dat wij allemaal zo missen, dat Rome, Athene, Tyr, Memphis, Perzie en India ons helaas niet hebben kunnen nalaten over hun gewoontes en dagelijks leven, en dat net zoals abt Barthélemy de moedige en geduldige Monteil geprobeerd had te maken voor de Middeleeuwen, maar dan in een weinig aantrekkelijke vorm.
Dit werk was echter nog niets. Als je je houdt aan deze strikte reproductie, kan je als schrijver een min of meer natuurgetrouwe schilder worden, min of meer gelukkig, geduldig of moedig, van de menselijke types, een verteller van drama’s van het huiselijke leven, een archeoloog van het maatschappelijke meubilair, de nomenclateur van de beroepen, de registrator van het goed en het kwaad ; maar, om lofuitingen te verdienen die elke kunstenaar dient te hebben, moest ik daarvoor dan niet de reden of redenen bestuderen van die maatschappelijke effecten, en de verborgen betekenis ervan betrappen in die immense assemblage van figuren, passies en gebeurtenissen. Kortom, nadat ik die reden gezocht had, maar niet gevonden, die maatschappelijke motor, moest ik dan niet gaan nadenken over de natuurlijke principes en gaan kijken waarin de Maatschappij verder afstaat van of dichter komt bij de eeuwige regel van het echte en het mooie? Ondanks de uitgebreidheid van de premissen die op zich al een heel werk konden vormen, moest er een conclusie komen om het werk als een geheel te zien. Op deze manier bekeken, moest de Maatschappij de reden van haar bewegingen zelf met zich meedragen.