Léo Ferré Poème van François Villon
Mensen broeders die na ons leven mogen
Heb tegen ons niet de harten verhard
Want als medelijden met ons armen u heeft
Zal God het eerder met u hebben Merci
U ziet ons hier vastgebonden vijf zes
Wanneer van het vlees wij ons teveel hebben gevoed
Wordt het in stukken gevreten en verrot
En de botten worden ons as en poeder
Over ons leed niemand lacht daarom
Maar bid God dat allen ons willen verlossen
Broeders, al verkondigen wij geen
Minachting te hebben hoewel wij gedood zijn
Door gerechtigheid moeten jullie toch weten
Dat niet alle mensen gezond verstand hebben
Excuseert ons, immers we zijn heengegaan
Wegens de zoon van de Maagd Maria
Moge haar gratie voor ons niet gedroogd zijn
Om ons te behoeden voor de helse bliksem
Wij zijn dood geen ziel steunt ons
Maar bid God dat allen ons willen verlossen
De regen heeft ons verhelderd en gewassen
En de zon uitgedroogd en zwart gekleurd
Eksters, kraaien, hebben onze ogen uitgehold
En onze baarden en wenkbrauwen uitgepikt
Nooit kunnen we eens zitten
Dan hier, dan daar zoals de wind waait
Voor zijn plezier pest ons steeds
Meer geprikt dan vingerhoeden
Weest dus niet van onze broederschap
Maar bid tot God dat allen ons willen verlossen
Prins Jezus die over allen heerst
Moge de hel onze heerschappij niet krijgen
Met hem hebben we niets te maken noch in te lossen
De mens hier heeft geen grappen
Maar bid tot God dat allen ons mogen verlossen
Maar bid tot God dat allen ons mogen verlossen
Liefde heeft geen leeftijd
Liefde heeft geen leeftijd
En de zee uitgespreid
daar op het strand
Heeft ook geen leeftijd
Woorden zijn woorden
Altijd slecht geschreeuwd
Toch moet men wel
Zich van woorden bedienen
Die men heeft achtergelaten voor ons
Geschreven over het leven
Geschreeuwd in kreten
Van vermoeide geliefden
Liefde heeft geen leeftijd
En de zee uitgespreid
Daar op het strand
Heeft ook geen leeftijd.