Le Pronom, Voornaamwoorden, frans leren
LE PRONOM : het voornaamwoordHet voornaamwoord in het Frans kent vele vormen.De bekendste zijn, net als in het Nederlands, de Persoonlijk voornaamwoorden Daarnaast kennen we ook : |
|
Plaats en functies van het voornaamwoord |
Het voornaamwoord vervangt het zelfstandig naamwoord en krijgt dezelfde functie van dat znw (onderwerp, lijdend voorwerp). Het kan daarom dus mannelijk, vrouwelijk, enkelvoud of meervoud zijn. Verder kan een voornaamwoord ook een bijvoeglijk naamwoord, een hele zin of een gedeelte, een hoofdzin of een bijzin vervangen. |
Représentant: De verwijzing De verwijzing vervangt iets of iemand in de tekst :
(De trein die aankomt. Het (betrekkelijk) voornaamwoord qui is de vervanger van train). |
Bij le représentant onderscheiden we twee vormen: 1. - Anaphore/ anafoor:
(cette is een aanwijzend voornaamwoord, visite is het onderwerp en het voornaamwoord la is een anaphore dat het antecedent visite vervangt en er naar verwijst) Let op : soms moet vanwege de betekenis de zin aangepast worden :
In dat geval moet men het bedoelde er toch nog even bijzetten :
ou sinon "le directeur a proposé un travail, et cet homme n'a pas l'air facile". 2. - Cataphore / katafoor:
(Er is nog niet precies verteld wat er verbrand is ).
|
Antécédent L'antécédent, het antecedent, is het zelfstandig naamwoord dat vervangen moet worden, of dat er nu voor of achter staat. |
L'antécédent / Het antecedent dat het voornaamwoord vervangt en ernaar verwijst, is: 1 een eigennaam of zelfstandig naamwoord (met of zonder lidwoord) :
("Un voyage organisé" is de nominale groep van het voornaamwoord il)
(L'écolier wordt hier antécédent van het voornaamwoord il genoemd, hoewel hij na het voornaamwoord komt )
(Roméo is het antécédent van het voornaamwoord il). 2 een voornaamwoord Het voornaamwoord komt meestal net na het woord dat hij vervangt :
(l'écolier is het antecedent van het voornaamwoord qui)
3 Een bijvoeglijk naamwoord :
(Adulte, je n'étais pas encore cela Volwassen, dat was ik toen nog niet). 4 Een werkwoord :
(Het voornaamwoord ce komt vóór het werkwoord mourir ► Mourir, cela est partir un peu ! ). 5 Een bijwoord :
(Het betrkkelijk voornaamwoord où verwijt naar het bijwoord van plaats là). 6 Een zin of gedeelte van een zin :
|
Nominale voornaamwoorden Zij wijzen alleen maar direct een wezen of een ding aan :
Onzijdig neutraal voornaamwoord In het Frans bestaat het ONZIJDIG voor persoonlijk voornaamwoorden (il, le, se, en, y), aanwijzend voornaamwoorden (ce, ceci, cela) of onbepaalde voornaamwoorden (rien, quelque chose, tout, autre chose). De algemene regel is dat het voornaamwoord het getal (enkel- of meervoud) en geslacht krijgt van het woord dat hij vervangt :
Maar sommige persoonlijke voornaamwoorden kunnen onzijdig worden, meestal om dingen en dieren te vervangen :
(il en le verwijzen niet naar een bepalend woord) Het voornaamwoord le van de derde peraoon is onzijdig wanneer het een bijvoeglijk naamwoord of een bijzin vervangt:
(le vervangt de bijzin "s'il vous téléphone"). Wanneer het voltooid deelwoord na het onzijdig woord - l' - komt, en het woordje cela vervangt, dan wordt het deelwoord niet verbogen :
(La vitesse est plus rapide que nous n'avions demandé cela) - Maar wel : La vitesse, nous l'avions demandée moins rapide. Immers, het vrouwelijke woord vitesse komt vóór de persoonsvorm te staan en vervangt niet het woord cela. Noot : Men kan niet naar een zelfstandig naamwoord verwijzen zonder lidwoord, maar schrijf of zeg dan:
|
Er zijn zes categoriën voornaamwoorden: Het persoonlijk, aanwijzend, bezittelijk, betrekkelijk, vragend en onbepaald voornaamwoord |
Enkelvoud, onderwerp, accentuering
|
Meervoud onderwerp, accentuering
|
|
1re personne |
je, me, moi |
nous |
2e personne |
tu, te, toi |
vous |
3e personne |
il, elle, lui, le, la, se, soi, en, y |
ils, elles, eux, les, leur |
Enkelvoud
|
Meervoud
|
|
Mannelijk
|
ce, celui, celui-ci, celui-là |
ces ceux, ceux-ci, ceux-là |
Vrouwelijk
|
cette, celle, celle-ci, celle-là |
ces, celles, celles-ci, celles-là |
Onzijdig
|
ça, ce, ceci, cela |
ces |
Enkelvoud
|
Meervoud
|
|
Mannelijk
|
le mien, le tien, le sien, |
les miens, les tiens, les siens, |
Vrouwelijk
|
la mienne, la tienne, la sienne, |
les miennes, les tiennes, les siennes, |
Enkelvoud
|
Meervoud
|
|
Mannelijk
|
lequel, duquel, auquel |
lesquels, desquels, auxquels |
Vrouwelijk
|
laquelle, de laquelle, à laquelle |
lesquelles, desquelles, auxquelles |
Onverbogen
|
qui, que, quoi, dont, où |
Enkelvoud
|
Meervoud
|
|
Masculin
|
lequel, duquel, auquel |
lesquels, desquels, auxquels |
Féminin
|
laquelle, de laquelle, à laquelle |
lesquelles, desquelles, auxquelles |
Interrogatifs invariables
|
qui, que, quoi |
Niet verbogen
|
autrui, nul, on, personne, qui, quiconque, rien, tout un chacun... |
|
Verbogen
|
certain/certaine (s), même, tout, un... |
|
Alleen
enkelvoud |
aucun/aucune, chacun/chacune, d'aucuns/d'aucunes, l'un/l'une, l'autre, l'un et l'autre/l'une et l'autre, ni l'un/l'une ni l'autre, quelqu'un/quelqu'une, pas un/pas une, tel,... |
|
|
autre/autres, certains/certaines, d'autres, nuls/nulles, plusieurs... |