On, on n', ont; gebruik en voorbeelden

ON, ON N', ONT: verschil en gebruik

ON

1   ON : "MEN" is altijd onderwerp en verwijst naar mensen waarvan nadere precisering niet bekend is. De werkwoordsuitgang is de derde persoon enkelvoud.

ON kan betekenen:

Eén of meerdere personen die niet nader bepaald zijn. Te vergelijken met tout le monde, quelqu'un, n'importe qui (men of je) :

Frans leren On espère toujours une amélioration du marché de l'emploi. (MEN)

Frans leren On doit montrer l'exemple pour être écouté. (MEN: de mensen, men; Les gens, les êtres humains doivent montrer l'exemple).

Frans leren Je crois qu'on a sonné à la porte ? (Quelqu'un a sonné à la porte ; Iemand heeft net gebeld aan de deur/ Er werd net gebeld aan de deur).

Frans leren Alors on mange bien à la cantine ? (Is het eten goed in de kantine?/ Eet je goed in de kantine?) (Tout le monde, n'importe qui mange-t-il bien à à la cantine ?).

Frans leren On est satisfait du résultat, car on est passé près d'une tragédie. ("We" zijn tevreden met het resultaat, want we zijn aan een tragedie ontsnapt).

Frans leren On est obligé de respecter le Code de la route. ("Men "moet de regels van het wegverkeer in acht nemen)

Frans leren Cet après-midi on manifeste en ville. ("On" = "Er wordt vanmiddag gedemonstreerd in de stad")

Frans leren On pense que la terre est ronde. (Men denkt dat de aarde rond is)

Frans leren Lorsqu'on est vieux, on parle toujours de la jeunesse. (Wanneer je oud bent, dan heb je het de hele tijd over je jeugd/ wanneer men oud is, praat men altijd over zijn jeugd)

Controle: ON is een onbepaald voornaamwoord als het vervangen kan worden door "l'homme" :

Frans leren Il y a longtemps qu'on parlait de cette histoire. (Il y a longtemps que l'homme parlait de cette histoire).

ON wordt vaak gebruikt in gezegdes en spreekwoorden:

Frans leren On ne fait pas d'omelette sans casser des œufs.

("Men maakt geen omelet zonder eieren te breken Waar gehakt wordt, vallen spaanders")

Frans leren On reconnaît l'arbre à ses fruits. ("Men herkent de boom aan zijn vruchten")

ON moet voor elk werkwoord herhaald worden als het daar het onderwerp van is: 

Frans leren On le rechercha toute la nuit, on le retrouva affaibli et on l'emmena aussitôt à l'hôpital.

FOUT (On le rechercha toute la nuit, le retrouva affaibli et on l'emmena aussitôt à l'hôpital).

Als ON herhaald wordt, dan moet er gekeken worden of het wel met dezelfde persoon te maken heeft:

Frans leren On doit terminer ce qu'on nous a donné à faire  FOUT want ON ALS ONDERWERP betekent hier "wij" of "men" (NIET NADER BEPAALD) en de ON uit "qu'on nous" verwijst naar bepaalde personen. Wat wel goed is: on doit terminer ce qui nous a été donné à faire.

(Je moet/we/wij moeten altijd afmaken wat men ons heeft/wat ons is opgedragen)

 Frans leren On ne s'exprime clairement que lorsqu'on connaît bien son sujet. les personnes qui connaissent bien leur sujet sont les mêmes que celles qui s'expriment goed.

Frans leren Roméo et moi, on a pris l'avion ce matin et on est arrivés le soir.

(Hier is de "on" steeds dezelfde personen: Roméo et moi. Dus dan klopt de mannelijk meervoud uitgang van "arrivés" ook:  ON zijn "Roméo et moi").

Wat ook kan : Roméo et moi, nous avons pris l'avion ce matin et nous sommes arrivés le soir.

Maar pas op : Roméo et moi, on a pris l'avion ce matin et nous sommes arrivés le soir. Dus wel met dezelfde onderwerpen blijven herhalen.

De klank van qu'on wordt als zeer hinderlijk ervaren, vandaar dat men het door  QUE L' heeft vervangen :

Frans leren Dès que l'on sera prêt, on partira - Dès qu'on sera prêt, on partira.

2  ON : als persoonlijk voornaamwoord (je, tu, nous, vous) zijn de precieze details van de persoon / personen wel bekend: in dit geval is het werkwoord nog steeds in de derde persoon enkelvoud, maar het voltooid deelwoord vervoegd met être kan in het meervoud komen te staan:

Frans leren Quand on devient maman, on devient plus patiente. (Qui est-ce qui est patiente ? on et qui est-ce qui devient maman on = vrouwelijk).

Frans leren Julie, qu'envisager quand on est reçue à ce concours ? (Precieze identificatie van het onderwerp in vrouwelijk enkelvoud).

Frans leren Pourquoi se disputer, vu qu'on est amis ?

(De persoon die spreekt is een man, en om "vrienden" te zijn moeten er minstens twee mensen zijn = meervoud en mannelijk, want we weten dat er één een man is)

Frans leren On est fatigués car la bataille fut rude. (De soldaten zeiden dit, en bedoelden "wij" zijn moe.)

Frans leren On semble heureuse de retrouver ses enfants. (... (in dit geval: een vrouw) lijkt gelukkig als ze haar kinderen weer ziet)

Frans leren On est toujours ravie d'être remarquée par les hommes. (Zekerheid dat een vrouw dit zegt).

Frans leren On est venus avec le train. (We zijn met de trein gekomen, zegt een vader, hoofd van het gezin)

Controle: ON is een persoonlijk voornaamwoord als het vervangen kan worden door "nous, vous" :

Frans leren On peut tout raconter aux parents lorsqu'on a du chagrin  nous pouvons tout raconter aux parents lorsque nous avons du chagrin.

Frans leren Ma cousine et moi on a le même âge    ma cousine et moi nous avons le même âge.

Frans leren On verra bien ce qui arrivera ?    vous verrez bien ce qui vous arrivera, disait un professeur à des filles de sa classe.

Frans leren Qu'est-ce qu'on prendra ? dit le serveur du bar à ses clients (zegt de ober tegen de klanten) in plaats van qu'est-ce que vous prendrez ?

Frans leren On est toujours ravie d'être remarquée par les hommes vous êtes ravie d'être remarquée par les hommes.

Noot 1  Het voornaamwoord (met nadruk) van ON is meestal SOI:

Frans leren On a toujours besoin d’un plus petit que soi.

Frans leren On aime rapporter tout à soi.

Noot 2    ON : als ON gevormd wordt met "ne, n' :   =  on ne, on n'; dan komt er altijd een ontkennende bepaling achter, zoals: aucun, personne, rien, guère, jamais, pas, point, plus, aucun, nul :

Frans leren On n'échappe jamais à son destin.

Frans leren On ne lui fera aucun mal.

De ontkenning "ne" wordt N' wanneer er een klinker achter komt:

Frans leren On n'arrivera pas de bonne heure demain soir. ( Il n'arrivera pas de bonne heure demain soir)

Noot 3 on n'est pas parti met n'    on est pas parti. ontkenning

Noot 4 on-dit betekent "wat men zegt" oftewel "geruchten, roddels,":

Frans leren L'accusation ne repose que sur des on-dit. (er bestaat geen meervoud van)

Noot 5 qu'en-dira-t-on ? "wat zal men er van denken" : dit is een zelfstandig naamwoord in het Frans, en er kan een mannelijk enkelvoud of meervoud lidwoord voor komen.

Frans leren Il faut savoir passer outre aux qu'en-dira-t-on.

Noot 6 Een bezittelijk voornaamwoord uit dezelfde zin en verwijzend naar de onbepaalde ON uit de zin, staat dan ook in de 3e persoon meervoud :

Frans leren On doit assumer les conséquences de ses erreurs.

 3   Uitgang van het voltooid deelwoord of een bijvoeglijk naamwoord als  ON het onderwerp is

Het onbepaald voornaamwoor  ON is vaak een onderwerp waarvan het geslacht en het getal onduidelijk zijn.

Wanneer het een werkwoord betreft dat vervoegd wordt met het hulpwerkwoord être, dan blijft het onveranderd :

Frans leren On est parvenu à éteindre l'incendie. (Qui est-ce qui est parvenu ? on    onbekend geslacht en getal vervoeging in mannelijk enkelvoud).

Frans leren Apparemment on s'est opposé à mon point de vue.

Frans leren En définitive on est ravi de ce résultat.

Frans leren On n’est pas sûr du résultat.

Soms wordt ON wel duidelijk gedefinieerd en duidt het meerdere personen aan (het zou vervangen kunnen worden door je, tu, nous, vous).

In dat geval wordt het voltooid deelwoord dat vervoegd wordt met het hulpwerkwoord être wel naar getal en geslacht gevormd:

Frans leren Alors, on est contente ? (Hier richt de spreker zich tot een vrouwelijk persoon en on staat hier voor tu/ jij).

Frans leren Roméo et moi, on était invités à un mariage. (Mannelijke verbuiging omdat er hier één man is)

Frans leren Secourues ensemble, on est ravies de l'issue de cet accident.

("Secourues" = vrouwelijk meervoud geeft geslacht en getal aan voor het woord on).

 ONT

4 ONT : is de derde persoon meervoud van het werkwoord avoir in de tegenwoordige tijd: 

Frans leren Ils ont fouillé toute la forêt.

Controle:  ONT  is een werkwoord    als het vervangen kan worden door "ils avaient":


Frans leren Cette histoire, ils ont bien fait de la raconter cette histoire ils avaient bien fait de la raconter.

Frans leren Cette semaine ils ont   fait de bonnes affaires   cette semaine ils avaient fait de bonnes affaires.

Frans leren On dit que le match est faussé, mais au final ils ont gagné les gens disent (in plaats van: on dit) que le match était faussé, mais au final ils avaient gagné.

Populair taalgebruik: (Dit is vaak spreektaal of français familier, niet voor normaal taalgebruik.) Dit onderdeel is louter ter info, het wordt niet aangeraden om het voor het gewone taalregister te gebruiken.

In informeel taalgebruik wordt "on" in de plaats gezet van:

tu : On est contente ma chère sœur ? (In plaats van tu es contente ma chère sœur).

je : On remarquera que je me suis appliqué pour rédiger ce devoir. (In plaats van je ferai remarquer que je me suis appliqué pour rédiger ce devoir).
"nous" : On a gagné ! (In plaats van nous avons gagné).

De uitgang van het bijvoeglijk naamwoord wordt wel aangepast aan getal en geslacht maar het werkwoord blijft enkelvoud:

Frans leren Eh bien les garçons, on est contents de la randonnée ? (En, jongens, vonden jullie het tochtje leuk?)

Frans leren Alors ma petite, on est remise de ses émotions ? (Zo meisje, ben je een beeetje bekomen van de emoties?)

De volgende constructie wordt ook vaak gebruikt in de spreektaal: de zin met nous, on ...:

Frans leren Nous, on a l'habitude de crier pendant le match. (O, ja, wij schreeuwen altijd wel tijdens de wedstrijd)

Frans leren Nous, on pense que vous avez tort. (Nou, wij denken dat u ongelijk heeft.)

ON, ON N', ONT: verschil en gebruik