Twee weken Holland. Paul Verlaine (31)
Een half uur over middernacht namen we afscheid van elkaar. Vlug ging ik naar mijn kamer, maakte mijn licht koffertje klaar en 's morgens om 7 uur dronk ik thee met mijn gastheren. De avond voordien had ik afscheid genomen van mevrouw Zilckens moeder en van het zo lieve en olijke juffertje Renée, dat, naar het schijnt, een goede herinnering heeft bewaard aan ‘Môssieu’.
Een allergenegenste handdruk met mevrouw Zilcken, een eerder stijve sprong en ... niet zonder hulp in het rijtuig, waarin haar man mij vergezelt, en daar staan we dan, tien minuten later, in het station, opgewacht door de brave Toorop en de dierbare Verwey .
De trein fluit, een gelijkaardig sprong als straks, dit keer in de coupé, die me alleen in Parijs zal loslaten, aan weerskanten wuivende handen tot waar onze blik ze kon volgen, en rijd ik hier weer door dit betoverend Holland, zozeer bewonderd door mij, twee weken geleden, ook vandaag nog zo wonderlijk groen, machtig tegenover het water, dat zijn tooi en tarten is meteen. Daarna reed ik door het zo verschillende, zo vreemde België, dat ik enkele maanden later zou terugzien. Dan Frankrijk en Parijs.
Onderweg heb ik deze verzen geschreven, die het verhaal afronden, dat ik met zoveel genoegen heb beleefd :
Gij vreedzame mensen uit Holland,
Door mijn stem heel even gestoord,
Zonder al te veel toorn, ik hoop,
Ik wilde alleen tot u spreken,
Tot uw wezen, door de natuur
Geschapen om des te beter
Te mengen met zuiver geloof
Uw ideaal van het reële,
Uw ideaal van 't avontuur,
Aldus rechtmatig verdeeld, - o lucht,
Niet uit mist, maar uit schaduw zelf
En glanzen geworden volstrekt,
O die hemel, talloze tint,
Door schaduw en glans in uw kunst
Tot somber-klaar opaal verwerkt,
Hemel, waar ook die oude eeuw,
De ware, niet kon over zwijgen,
Waarin parelen zou diep mystiek,
Meteen zo rauw, die zachtheid die
Onze zo schampere kritiek<
Tot dromerigheid zou nopen,
O uw hemelen, zonen van Rembrandt !