Elsa Triolet, Écrits intimes, Frans leren, vertalingen

Elsa Triolet : Écrits intimes 1912-1939 , Parijs, éd. Stock, 1998.

Vertaling van Elsa Triolet - Fragmenten, Passages.

 

Journal 1912-1913

3 december 1913. (17 jaar)

~ * ~


Ik heb een vreselijk humeur. Het is waar dat ik het van tijd tot tijd kunstmatig als goed humeur in stand houd, maar het is toch wel heel moeilijk hoor. Soms vergeet ik alles, dan weer ben ik opgewekt, lach ik, dan weer klets ik en dan ineens, zomaar, dan word ik, door een woord dat ik hoor, teruggeworpen in mijn wanhopige uitzichtloosheid.
De redenen daarvan lopen uiteen : ik ben me er van bewust dat ik slecht ben, abominabel slecht, ik ben woedend op mama die geen aandacht schenkt aan mijn geestelijke toestand, op Nadia, die zo net is met al haar zijde en kant dat ik ook zo graag wil hebben, op Lili, die zo knap is en onverschillig naar mij toe, op mijn mislukte jurk en duizend andere kleine dingetjes.

Wat was ik triest in mijn hart gisteren, toen Nadia het over Liolia had.Elsa Triolet Ik buig voor Liolia, voor haar moeder die vroeger bemind werd door Tschechov, en voor hun vriendschap. Liolia kreeg het voor elkaar dat Chaoukine van haar ging houden, en zij was zelf ook verliefd op hem, en toch heeft ze volgehouden hem te weerstaan, zij kreeg een kus van hem en weerde die af alsof het een belediging was, een regelrechte belediging. Waarom kan ik niet zo zijn?
Nadia zegt dat zij nog nooit verliefd is geweest, dat zij niemand heeft van wie zij kan houden, maar kun je onze verschillende karaktersoorten wel met elkaar vergelijken?
Ik ben zo triest omdat ik daarvan van slag raakte, maar bij haar komt dat omdat zij nog nooit iets heeft meegemaakt. Niemand heeft nog nooit van mij gehouden! Vernedering, wat een vernedering! Ik had ook best kunnen flirten en me in allerlei bochten kunnen wringen als ik afhankelijk was geweest van mijn verlangens, en als ik gevoelloos en kil met iedereen had kunnen aanpappen.
En bovendien, er zullen best mensen zijn die dat gekoketteer leuk zouden vinden, want zij vinden mij toch ook leuk.
Dat ik weinig mensen ken speelt geen enkele rol, in tegenstelling tot wat ik eerst dacht, als ik mooi was dan zou het me niet aan mensen ontbreken. Ik weet dat als ik een beetje mijn best deed, ik dan verstandig zou redeneren en dan zou ik kunnen leven net als eerst in die Welt hinein, zoals ik al eens eerder vertelde, maar daar heb ik geen zin in, misschien is het beter om met luciditeit te leven, me niet met hoop een illusie voor te houden, niets verwachten, nergens op wachten, niets doen, niets willen of verlangen. Ik zit met een dikke grijze mist in mijn hoofd. Ik kan niet beschrijven in wat voor toestand ik zit.

Gisteren heb ik mijn woede over Lili uitgestort. Ik sprak over haar met Liovouchka en daar was mama bij en ik zei dat ik niet meer naar haar toe wilde, nou ja, ik ga natuurlijk geen ruzie met haar maken, ik ga wel naar haar toe met papa en mama, maar niet zoals dat tot nu toe ging. Waarom zou ik mezelf ook zo kwellen?
Lili vindt het niet leuk als ik kom, en vooral wanneer zij bezoek heeft, ze heeft me niets te vertellen, en zij laat me gewoon in een kamer zitten in mijn eentje, en ze gaat soms zelfs gewoon naar buiten. Als dat iets met vriendschap te maken had, dan zou het nog wel fijn zijn, maar het is gewoon onverschilligheid. Ze doet maar! Trouwens, ze zou het niet eens opmerken. Mijn hemel, wat moet ik doen ? Wat moet ik doen ? Als ik nu nog kon huilen. Maar ik kan geen traan tevoorschijn toveren. En toch, als je diep in mijn hart kijkt, dan zou je nog wel wat hoop vinden. Hoop heeft een hard leven. Naast grote angst en wanhoop zonder uitweg, komt soms een lach tevoorschijn en zin om naar buiten te gaan, je om te kleden, maar daarna, wanneer je er achter komt dat je nergens hebt om naartoe te gaan, dat er geen enkele reden is om je netjes aan te kleden, dan komt de angst je weer lastigvallen. Op dit moment vind ik het vervelend om de hele tijd hetzelfde te schrijven. Ik heb helemaal geen kwellingen, wat een onzin allemaal !
Maar daarna, toen ik aan mama dacht, voelde ik dat het onmogelijk voor me was om te lachen en zelfs te glimlachen op een natuurlijke manier. Als mama niet zo irritant was, dan was ik waarschijnlijk al veel langer geleden gekalmeerd.

Ik ben niet door Mara vanavond ongelukkig geworden, maar door het gevoel van mijn onmacht, van mijn wanhoop. Wat komt hij hier nu doen?
Ik heb hem helemaal niet nodig, ik heb nog geen kruimel liefde voor hem, ik heb niet meer zo’n  hekel aan hem als eerst, maar ik had hem toch wel een gemene opmerking in zijn gezicht willen maken, maar aan iedereen wel trouwens.

~ * ~

12 december.

~ * ~

Ik zou midden in een woord in slaap kunnen vallen, maar toch had ik zin om te schrijven.

Is het waar dat je om een groot artiest te worden, je de kunst boven al het andere moet liefhebben ? Dat denk ik wel. Je moet het uber alles liefhebben, het alleen maar liefhebben om wat het zelf is, en niet voor de roem, de beroemdheid om te bewijzen ‘ wie men is ’ (mein Fall). Ik heb talent, maar ik ben me wel bewust van een bepaalde grens die ik niet overschrijden kan. Op sommige momenten laat ik me meeslepen, dan geef ik me over, maar dat is maar even, en ook al gaat de tijd ongelooflijk snel wanneer ik aan het tekenen ben, toch zou ik dat niet moeten willen. Waarom zou ik schrijven dat ik nooit iets bereiken zal, en trouwens, ik heb nooit gedacht dat ik iets zou bereiken, het atelier was maar een tijdverdrijf. Is er iets dat mij ooit totaal zal kunnen absorberen?
Nee, God heeft me de wens om lief te hebben gegeven, heeft mijn ziel geschapen voor de liefde, maar Hij heeft me niet het lichaam gegeven voor de liefde. Misschien zijn alle vrouwen daar wel gelijk in, zijn er daarom geen grootse vrouwen, geen vrouwen met genie. Je kunt niet tegelijkertijd liefhebben en je aan de kunst wijden, dat voel ik nu wel heel erg duidelijk en intens. Ik geloof dat wanneer ik beroemdheid nodig zou hebben, dat het dan niet zou zijn om de beroemdheid, maar als remedie tegen mijn liefdescultus. Op dit moment, zoals ik er nu over denk, vind ik dat je alleen maar kunt scheppen met totale overgave van jezelf, door alles op de wereld te vergeten, zonder te zoeken naar plezier in je werk, maar enkel en alleen de noodzaak, de evidentie ervan, en tegen jezelf te zeggen dat je het recht niet hebt om niet te werken, dat je een gevoel moet hebben dat niet “ plezier ” genoemd mag worden.
e kunt ergens plezier in hebben wanneer je bijvoorbeeld aan het borduren bent. Maar het is niet voor iedereen weggelegd om zulke sterke gevoelens te hebben. Ik denk niet dat ik ze heb, en trouwens, daar heb ik de energie niet voor. Een paar complimenten en je stuift vooruit; maar als men kritiek op je heeft heb je geen zin meer om te tekenen, je gaat spijbelen, en je moet jezelf dwingen om naar het atelier te gaan. En dat is begrijpelijk: wanneer je geen enkel zelfvertrouwen hebt en als men bovendien nog tegen je zegt dat het niks wordt, hoe kun je dan geen tegenzin in alles hebben?
 

Ik ben echt heel erg nieuwsgierig naar wat ik zal worden, hoe mijn leven er uit zal gaan zien. Ik geloof wel dat Constantin Rom tevreden is over me. Hij heeft niets tegen mij gezegd, maar wel tegen Isserlis, hij zei dat ik ongelooflijk vooruitgegaan was. Ik weet het niet. Net als met andere dingen voel ik hier ook dat ik op een bepaalde grens stuit waar ik niet overheen kan. Ik denk dat ik aan het eind van mijn leven, op welk gebied dat ook is, mijn weg nooit zal kunnen vinden.
Zelfs als ik alles achterlaat om me aan een enkel ding te wijden, dan nog zal ik dat alleen maar heel “lief” kunnen doen.

Ik heb vreselijke slaap. De volgende keer niet vergeten wat ik denk van E [onleesbaar], Isserlis, en van K [onleesbaar].

~ * ~

Journal 1938-1939

11 september
 

~ * ~

Ik vraag me af wat een alleenstaande en nette vrouw, en zelfs alleenstaand omdát zij een nette vrouw is, met zichzelf kan aanvangen op een zondagmiddag, in Parijs en met mooi weer? Maar trouwens, mooi of niet mooi …

Ik ben meteen, om half drie, naar de Tuilerieën gegaan. Het was zacht weer en de zon scheen, en het was veel lekkerder dan thuis, dat viel te verwachten. Een brede stenen bank, vol in de zon, in het middenpad, leek me heel aantrekkelijk. Ik kwam zojuist mijn huis uit en was niet moe, maar waar moest ik heen?
Hier waren bomen. Op de bank, een man. Hij had witte sokken, een grijs vest, fil à fil, zeer donker haar, en hij haalde pinda’s  uit de zak van zijn jasje en gooide die voor de duiven op de grond.
Onderwijzer? Een provinciaal? Een buitenlander ? Vijfendertig – veertig jaar oud. Er waren duiven maar ook mussen, en die waren zo mager. Vreemd hoe vogels toch hun eivorm behouden; een ei, een kop en een staart. De man keek niet naar mij, maar ik vormde alweer een mogelijkheid, een avontuurtje misschien. Hij begon pinda’s naar mijn kant te gooien zodat de vogels bij mij zouden komen pikken. Opeens sprong een hond onder de bank vandaan en de vogels vlogen allemaal tegelijk op.
En kwamen toen weer terug. Een heel klein kindje dat nog maar net kon staan, met een klein geel pakje aan van gebreide stof en met een wit mutsje op kwam strompelend aangewaggeld en bleef stilstaan voor de voorstelling van de man met de vogels. Het kind wiegde wat heen en weer, niet echt stevig op zijn pootjes. De man vond het niet waard er ook maar enige aandacht aan te schenken alsof het menselijk ras, zelfs in embryonale staat, hem deed walgen.
De kleine vertrok weer. De vogels pikten aan mijn voeten. Ik stond ook op en ging ook weg, want de man stond op het punt om me aan te spreken. Hier heb ik niets voor gedaan. Maar is het niet natuurlijker om niets te zeggen? Ondertussen …

Bij de Tuilerieën is er een hele fijne drankgelegenheid. Ik zag dat je er zelfs kon schrijven. Er zat een meisje zonder hoed op een boek te lezen, en op de tafel lagen “ spullen om te schrijven”.
Verderop is het théâtre de verdure, de mensen druppelden binnen voor de muziek: Carmen! Sommigen kwamen binnen, anderen bleven buiten om de 2 tot 4 frank entree niet te hoeven betalen. Veel mensen alleen, veel vrouwen alleen ook. Maar wat voor vrouwen … triest, triest… En niet knap. Werkende vrouwen, caissières. Er waren er bij die met zijn tweeën of meerderen samen liepen, gevaarlijke roddelaarsters.
Verderop – militairen op een bank. Ik kijk niet naar hen : “ Een twee, een twee ”, zeggen ze. Dat is voor mij. Jammer dan.
Twee elegante mannen bij de uitgang. Ze stoppen met praten, geïnteresseerd, een blik van mij en ze zouden me zo volgen.

Wat wilt u dat een vrouw alleen in haar eentje kan doen? Een hele gewone normale vrouw, een beetje aardig en alleen. Uiteraard, ik heb niet zoveel tijd meer, binnenkort houden de mannen en vrouwen zich niet meer met mij bezig dan alsof ik een stuk behangpapier was.

Ik ben verbazingwekkend alleen. Voor een deel komt dat omdat mannen mijn leven zo moeilijk maken. Voor een gedeelte alleen maar … het is vooral vanwege mijn woedeaanvallen, mijn kwaadheid van binnen, dat mijn contacten met mensen niet eenvoudig kunnen zijn.
De mensen hebben een hekel aan me omdat zij vinden dat ik teveel heb voor wat ik eigenlijk verdien. Ze zijn kwaad op me door het simpele feit dat ik besta, door mijn ongeluk en mijn geluk, om wat ik denk en hoe ik het denk, ze zijn jaloers op me, de imbecielen. Want ik heb ook wel zoveel meer gekregen dan wat me gelukt is, dat de helft van mijn leven, en nog wel meer zelfs, is mislukt.
En de mensen denken dat ik ze expres pest. Gezien de mogelijkheden die ik had zou ik veel meer moeten hebben – geen geluk, want dat is voor niemand verplicht – maar resultaten, die, hoe zal ik het zeggen, creatief zijn! En dat is een vicieuze cirkel, want als ik dat wel had gehad, als ik dat wel bewezen had ! Dan waren ze nog kwader op me geweest. Ik had beter meer of veel minder moeten hebben, om geen mensen tegen me te hebben! Wat denkt die nietsnut wel niet dat ze is?

Waarom praat ik nu weer zoveel over mezelf?
Ik zit erg met mijn grote eenzaamheid … Niet zozeer geestelijk, eerder lichamelijk eigenlijk … Oké, goed dan … En toch verveel ik me veel minder dan eerst. Dat komt omdat ik niet meer het gevoel heb dat ieder moment dat er niets gebeurt, dat ik niets verwacht een verloren moment is.
Ik ben gekalmeerd, ik maak me niet druk. De tijd verstrijkt. Zonder dat ik die moet doden. Of bijna dan.

~ * ~

15 september
 

~ * ~

Ik heb niets te zoeken in deze wereld, ik heb niets te maken met deze wereld … Oorlog of geen oorlog. Waar dring ik toch zo op aan?
Trouwens er komt helemaal geen oorlog. Chamberlain gaat onze geallieerden verraden bij Hitler, onder het mom van de zaken te gaan sussen. Die zal hij sussen. En dan te bedenken dat de Tsjechen, wanneer ze iemand bij hun thuis Frans hoorden spreken, geeneens geld wilden aannemen voor wat je kocht, ze gaven je het gewoon cadeau Een Fransman, een God - een broer … Een valse broer dus.
Wat zal ik nu toch eens van mezelf kunnen maken? Voordat ik doodga?

Elsa Triolet: Écrits intimes 1912-1939 , Parijs, éd. Stock, 1998. Vertaling van Elsa Triolet - Fragmenten, Passages.

Terug Elsa Triolet